Actief luisteren is een basisbegrip binnen de Gordon-methode. Actief luisteren is een vaardigheid waarbij je het gedrag van het kind ‘hertaalt’. Je geeft daarbij vooral het gevoel en de beleving van het kind weer. Om goed actief te kunnen luisteren moet je goed observeren. Je probeert je te verplaatsen in het kind. Wat zegt hij, wat doet hij, wat zou hij voelen? Verder moet je het echt menen: je hebt de intentie nodig, de wil, om dit kind te begrijpen. Inlevingsvermogen en empathie zijn daarbij onontbeerlijk.
De kracht van actief luisteren zit in het feit dat je het kind je volle aandacht en steun geeft zonder dat je zijn probleem ‘overneemt’. Het kind houdt zodoende de regie. Je gebruikt actief luisteren uitsluitend als de ander een probleem heeft, niet als je zelf een probleem hebt met het gedrag van de ander of als er een probleem is. Het gebruik van actief luisteren vergt enige oefening maar is voor iedereen te leren.
Actief luisteren bij 3-12 jaar
Actief luisteren is bij iedere leeftijdsgroep mogelijk. Bij grotere kinderen werkt actief luisteren niet wezenlijk anders dan bij kleine kinderen. Het kan wel zijn dat je bij grote kinderen meer ‘uit de kast moet halen’, omdat ze verbaal sterker zijn. Een dreumes voelt zich waarschijnlijk gesteund als je ‘Dat maakt je een beetje verdrietig, hè!’ zegt. Maar een tienjarige zal wellicht huilend antwoorden: ‘Een béétje? Heel érg juist!’ Om goed aan te sluiten bij het kind zal je dan preciezer moeten zijn. Je toon en houding moeten daarbij uitstralen dat je het echt meent.
Inleven
Als een kind zich ergens boos of gefrustreerd over voelt, zal je dat aan zijn woorden, maar ook aan zijn gedrag en houding zien. Het lijkt misschien gek om bij kinderen die goed kunnen praten, zulke actief luisterzinnen terug te zeggen. Toch werkt dit ook bij hen steunend. Het geeft ze het gevoel dat ze bij je terechtkunnen, dat je er voor hen bent. Vaak stimuleert het kinderen tot verder vertellen. Bij de opvang gaan we hier bijvoorbeeld als volgt mee om:
Olivier (10) komt met rode wangen het lokaal van de BSO binnen. ‘Ik speel niet meer buiten!’, zegt hij. Pedagogisch medewerker Amy komt naast hem zitten. ‘Je hebt er even geen zin meer in?’, zegt ze. ‘Nee’, zucht hij. Het is even stil. ‘Ze pesten me allemaal!’
‘Je vindt het rot hoe ze tegen je doen?’, knikt Amy. ‘Ja.’ Hij blijft met een boos gezicht zitten. ‘Gaan ze voetballen, kan ik wéér in het doel staan. Nou, ik sta altijd in het doel! En dan mis ik een bal en roepen ze dat ik er niks van kan! Gaan ze allemaal lachen!’
‘En dat vind je helemaal niet eerlijk?’ ‘Nee’. Het is even stil Dan klaart zijn gezicht op. ‘Ik ga gewoon zeggen dat zij maar in het doel moeten gaan staan.’ ‘Dat lijkt me een goed plan, Olivier’, zegt Amy en Olivier gaat opgewekt weer naar buiten.
Amy uit het voorbeeld gebruikt vrijwel uitsluitend de vaardigheid ‘actief luisteren’ bij haar contact met Olivier. Amy sluit steeds aan bij wat Olivier zegt. Ze kruipt als het ware in zijn huid: wat zit er achter zijn woorden aan beleving en emotie? Dit aansluiten maakt dat hij voldoende ruimte voelt voor een eigen oplossing.
Begrip
Sanne (4) zit sinds twee weken op de BSO. Pedagogisch medewerker Linda komt haar ophalen uit het klaslokaal. Sanne schrikt als ze Linda ziet. ‘Nee! Mama komt me ophalen!’ Ze klampt zich vast aan haar tafel. ‘Ik gá niet mee!’
Linda gaat naast Sanne op de tafel zitten. ‘Jee, dat is ook wat’, zegt ze. ‘Je bent echt boos, hè? Wil je niet mee? ‘Nee!’ Sanne schudt heftig met haar hoofd. ‘Mama komt me halen!’ ‘Dus als ik het goed begrijp schrik jij heel erg, omdat je dacht dat mama zou komen?’ Sanne knikt langzaam. Ze heeft tranen in haar ogen. ‘Dat is vervelend, hè, als het anders loopt dan je dacht?’ Sanne snikt. ‘Je dacht dat mama zou komen en nu sta ik ineens hier!’
‘Ik wil naar huis’…’, snikt Sanne. ‘Je was veel liever naar huis gegaan.’ Sanne knikt en slaakt een diepe zucht. Ze stopt met snikken. ‘Lastig, hè? Maar we kunnen ook niet blijven. Alle kinderen zijn al weg, zie je wel?’ Sanne kijkt de klas rond. ‘Laten we anders toch maar naar de groep gaan, oké?’, zegt Linda. Sanne knikt aarzelend. Linda steekt haar hand uit. ‘Kom maar. Wat vind jij leuk om te doen? Dan kunnen we kijken of we dat op de groep hebben.’ ‘Knutselen’, zegt Sanne. Ze pakt Linda haar hand en loopt met haar de klas uit. ‘Je houdt wel van knutselen? Leuk is dat, hè? Op de groep hebben we een hele grote kast vol spullen…’ Tegen de tijd dat ze bij de BSO zijn, huppelt Sanne vrolijk voor haar uit.
In dit voorbeeld komt Sanne met behulp van Linda’s actief luisterzinnen weer tot bedaren. Haar verzet vermindert zodra ze merkt dat Linda haar gevoelens begrijpt. Linda voelt zich niet beledigd door Sanne’s geschrokken uitroep. Ze snapt dat er iets anders aan de hand is. Sanne heeft blijkbaar in haar hoofd gehad dat haar moeder zou komen. Na een lange schooldag heeft ze zich erop verheugd naar huis te kunnen. Linda begrijpt haar gevoelens: het ís ook niet leuk als de dag ineens anders blijkt te lopen dan je dacht. Actief luisteren kost in zo’n situatie best wat tijd, maar niet meer dan de tijd die een strijd zou kosten! Linda hoefde nu geen tegenstribbelend kind mee te nemen. Met een preek of boze woorden was de relatie tussen Sanne en Linda geschaad geweest. Nu blijft Linda respectvol en daarmee blijft de relatie goed.
De effecten
Je ziet dat actief luisteren soms – zie het voorbeeld van Olivier – tot effect heeft dat kinderen zelf een oplossing bedenken voor hun probleem. Dat is niet altijd zo. Bij Sanne is het effect dat ze minder weerstand voelt tegen het vooruitzicht naar de BSO te moeten. Sommige dingen zijn nu eenmaal zoals ze zijn. Actief luisteren wil dus zeker niet zeggen dat je het kind zijn zin geeft of alleen maar beaamt wat het zegt. Je hoeft het niet eens te zijn met wat het kind zegt: ook dan kan je actief luisteren. Het gaat er immers om dat je je in de ander verplaatst. Na je actief luisterzin staan kinderen vaak meer open om jouw boodschap te horen.
Floor de Graaf
Pedagogisch coach KinderRijk
Bron: IN BALANS, Opvoeden in de kinderopvang volgens de Gordonmethode, Saskia Henderson.